BDP-Sensor en Pingelsensoren

Geregistreerd: 06-05-2013
Posts: 133
Toerental-BDP-Sensor.
Informatie over het motortoerental en de krukasstand wordt geleverd door de inductieve toerental-BDP-sensor. De tanden van de tandkrans in het cilinderblok achter het vliegwiel wijzigen het magnetisch veld van de sensor, waardoor er een wisselspanning wordt opgewekt. De sensor is op het cilinderblok gemonteerd en dankzij deze constructie hoeven de stand en de luchtspleet van de sensor niet meer gecontroleerd of afgesteld worden.
Als de tanden de sensor passeren, wijzigt de luchtspleet tussen de tandkrans en de sensor en ontstaat er een wisselspanning waarvan de frequentie afhankelijk is van het toerental.
De tandkrans beschikt over 58 tanden en een uitsparing ter grootte van twee tanden.
Door de onregelmatigheid in het signaal die het gevolg is van de twee ontbrekende tanden, heeft de regeleenheid een synchronisatiepunt voor de berekening van het BDP.
Uit- en inbouwen.
Zet de auto op een hefbrug en ga daarna vanaf de onderzijde van de auto als volgt te werk: Maak de stekker los; draai de bevestigingsbout van de sensor los en trek de sensor uit de zitting.
*De nummers 48 en 49 in de kaders geven de stekkerpennen van de regeleenheid aan.Aansluitstekker.
De sensor is op de elektronische regeleenheid (pen 48 en 49) aangesloten via een twee-aderige getwijnde kabel met een gevlochten kabelmantel die op massa is aangesloten.
Weerstand controleren.
De weerstand kan na het losnemen van de stekker tussen de stekkerpennen van de sensor worden gemeten. Weerstand: 774-946 Ohm bij 200C.
Luchtspleet controleren.
De toerental/BDP-sensor is direct op het cilinder blok gemonteerd, waarbij de luchtspleet en de stand niet meer hoeven te worden afgesteld. Bij niet direct verklaarbare storingen kan de luchtspleet op de volgende wijze alsnog worden gecontroleerd; verwijder de toerental/BDP-sensor; meet of het verschil tussen de afstand van de aanslag op het cilinderblok naar de bovenzijde van een tand en van de aanslagrand op de sensor naar het uiteinde van de sensor(34,5mm), 0,8-1,5 mm is.
Pingelsensoren.
De pingelsensoren zijn op het cilinderblok onder de inlaatbuizen tussen cilinders 1-2 en 4-5 gemonteerd. De sensoren hebben een slipbus om aanhalen met een onjuist aanhaalmoment te voorkomen. Plaats bij vervanging geen ringen of vulstukken tussen het cilinderblok en de sensor. Als de motor pingelt, ontstaan er trillingen met een bepaalde frequentie in het cilinderblok. Door deze trilling wordt er in een piezo-elektrisch kristal een spanning opgewekt, waardoor de regeleenheid weet, dat de motor pingelt en de ontsteking verlaat (van 3 tot maximaal 9,7 graden) moet worden, totdat het pingelen ophoudt. Daarna wordt de ontstekingsvervroeging geleidelijk naar de oorspronkelijke waarde teruggebracht.
Aansluitstekker.
* De nummers 11, 29 en 30 in de kaders geven de stekkerpennen van de regeleenheid aan.
*De ontstekingsvervroeging wordt berekend op basis van de koelvloeistoftemperatuur en de inlaatluchttemperatuur.
Bron "La Bruta Bellezza", met dank aan Henk Abbes.
Laatst bewerkt door da vinci rider (21-10-2017 14:10:17)